Hoe komen wij dichter bij de dingen? Over de schilderijen van Birgit Schoonheere
Er is het onmetelijk mysterieuze heelal dat ons omringt. Waarin wij ronddwalen in theatrale eenzaamheid met geen ander adres dan onze nutteloze dromen. Er is de tijdeloosheid van onwillekeurige herinneringen en associatieve gedachten. Er is de onderschildering, de dode verf, tegenover de strakke lijnen van de machinerie van het denken en het doen. Plots is er HET MES dat in de dingen kerft, de dingen in stukken rijt
en vreemde kleuren losmaakt. Gebrande aarde, gebleekt vermiljoen, transparante huidskleur en vleugjes ultramarijn dat reeds in de schilderingen van de oude Chinezen aanwezig is. Herfstige landschappen en fresco’s die onze intiemste zijnsmomenten blootleggen.
Maar ook de mineralen met hun vaste anorganische structuren en het leven als een brede stroom die voortdurend wisselt van consistentie.
Maar ergens is er een streep, een kerf, een lijn die zwaarte tegenover lichtvoetigheid uitspeelt, de rondingen van de romantiek tegenover rechtlijnigheid, melancholie tegenover de blik vooruit.
Of moeten we zeggen: de golven van de zee en de oude landschappen tegenover de hoekigheid van de denkprocessen en de onverbiddelijke wetten, organische structuren tegenover mathematische patronen. Is het niet de taak van de kunst om onder woorden te brengen
wat niet gezegd kan worden? De dichter Rainer Maria Rilke heeft in zijn beschouwingen over kunst, vooral met betrekking tot de kunst van Cézanne, ooitbeschreven hoe wij onze zintuigen moeten loslaten. Het gaat om het principe van het Sehen, het langdurig en indringend waarnemen van de werkelijkheid,
vanuit een geestelijke openheid wars van subjectiviteit en selectiviteit. Dan komen wij dichter bij de dingen.
(tekst: Jean Marie de Smet)